© Grietje Boersma - Drachten
En plots verscheen een muur van glas
De vogels vlogen her en der
Een zee van bloemen doemde op
Ik zag U komen van heel ver.

Toen stond U tegenover mij
Een gulle glimlach om Uw mond
Ik was verbijsterd en verheugd
Dat U, mijn Heer, daar zomaar stond.

Uw hand gelegd tegen het glas
Het was vertrouwd, het voelde goed
Mijn hand ging toen vanzelf omhoog
Het gaf mij frisse, nieuwe moed.

Handen dicht tegen elkaar
Alleen dat glas er tussenin
Toen een intens krakend geluid
Een scheur verscheen, een nieuw begin.

Ik was benieuwd naar het verloop
Alleen de uitkomst lag bij U
Heb maar geduld, was wat U zei
En beleef het hier en nu.

Intussen keek U, Heer, mij aan
Met warmte in Uw lieve ogen
Geen raam van glas scheidt mij van U
U blijft altijd met mij bewogen.