© Grietje Boersma - Drachten
Ik zag haar staan midden op straat
Was als genageld aan de grond
Wanhopig keek ze om haar heen
Ze wist niet meer dat ze er stond.

Haar armen hingen langs haar zij
Alsof ze er niet meer toe deden
In haar ogen kon je zien
Dat ze al zoveel had geleden.

De wereld om haar heen was vreemd
Ze voelde zich niet meer erkend
Ik groette haar, kwam naar haar toe
Ze had mij echter niet herkend.

Dag, zei ik nogmaals, wees niet bang
En pakte haar toen bij de hand
Ze vroeg mij, maar wie ben je dan?
Leid jij mij naar de overkant.

Ze liet het toe, gelukkig maar
Want soms werd ze ook wel eens boos
Omstanders keken dan naar mij
En vroegen mij, wat is er loos?

Een antwoordt had ik niet direct
Dan groette ik en lachte zacht
Ze was zichzelf allang niet meer
Wie had dat ooit van haar verwacht.

Ze is zo kwetsbaar en fragiel
Doch eens een sterk en moedig mens
Laat er toch een remedie zijn
Dat is mijn allerliefste wens!