© Grietje Boersma - Drachten
Eens was ik ver weggelopen
Mijlen ver van U vandaan
Al rennend zonder om te kijken
Zonder ook maar stil te staan.

Mijn eigen weg wilde ik zoeken
Mijn eigen ik, identiteit
Hoe verder ik van U afdwaalde
Raakte ik mijzelf plots kwijt.

Wat was het waar ik zo naar zocht
En waar was ik ineens gestrand
Want toen ik in de spiegel keek
Leek er van alles aan de hand.

Waren die ogen echt van mij
Ze waren dof en o zo leeg
Besefte hoe op dat moment
Het water naar mijn lippen steeg.

Toen keek ik om en zag U staan
Uw armen waren wijd gespreid
Had U, mijn Heer, op mij gewacht
Ik voelde diep van binnen spijt.

Schoorvoetend liep ik richting U
U was naar mij niet rancuneus
Het enige wat U, Heer, mij zei
Ik houd van jou, dat meen ik heus.

Ik slaakte zacht een diepe zucht
En viel toen in Uw armen neer
U keek verheugd, zei met een lach
Nu is het goed, je bent er weer!