© Grietje Boersma - Drachten
Soms ben ik als de jongste zoon
dan dwaal ik af en ga op weg
maar loop tegen beperking aan
welk ik dan op mijzelf leg.

Een enkele keer ben ik jaloers
dan wil ik in de spotlights staan
mijn vinger toont een mooie ring
en trek ik snel die mantel aan.

Totdat ik ook de vader ben
ik druk mijn kinderen aan de borst
vergeef hen al hun dwalingen
ben ik voor even Vredevorst.

Oh God, Oh Vader, die mij kent
ik ben Uw kind, wat ben ik blij
dat U van al mijn zonden weet
doch ondanks dat, maakt U mij vrij.

De clou van de gelijkenis
over de verloren zoon
gaat over liefde, onbeperkt
van God, al dalend van Zijn troon.

Hij kwam naar ons, strekte zich uit
Zijn armen wachtend, ook op jou
al ben je net als deze zoons
God laat je nimmer in de kou!